Schrijven over vertalen

doorMiriam Bunnik

Schrijven over vertalen

Tijdens de Literaire Vertaaldagen 2023, een evenement dat tot doel heeft literair vertalers met elkaar in contact te brengen, nam NVI-lid Miriam deel aan de workshop ‘Schrijven over vertalen’, waarin vertalers met elkaar in gesprek gingen over het belang van aandacht voor het vak door erover te schrijven en de verschillende manieren waarop dat kan. Ter voorbereiding op de workshop werd gevraagd een tekst te schrijven in een bepaalde stijl (naar voorbeeld van een drietal teksten die de moderator had aangeleverd), en Miriam schreef onderstaande tekst, een zelfreflectie op het vertaalproces:

Hoe lang blijf je vertalen?

Hoe lang kun je over een vertaling nadenken? Over een woord, een zin, een leesteken?
Lang. Heel lang zelfs.
Je draait je vertaling rond, weegt haar af, knijpt erin, zoals je een avocado betast om te kijken of ze zacht genoeg is voor de guacamole.
Dat proces duurt even. De ene keer wat langer dan de andere.
Soms komt een oplossing meteen, soms verander je na ontelbare overwegingen alsnog van gedachte.
Vertalen is niet een-op-een. Vertalen is nuances, registers, achtergrondinformatie. Het is nadenken, opnieuw bedenken, overdenken.
Ik moest eens een onbestaand Italiaans woord vertalen voor een fantasyverhaal: vaporità. DeepL zegt: damp.
Dat is lekker makkelijk, dacht ik.
Google Translate zegt: vaporiteit.
Dat komt al meer in de buurt, leek me.
Het Italiaanse achtervoegsel -tà laat zich graag vertalen als -teit.
Maar vapor roept een associatie op met vapen en elektronische sigaretten. Dat was niet wat de schrijver bedoelde. Of met vapeur, een medisch woord voor opvlieger. Ook niet de bedoeling.
Waarom niet gaan voor een oplossing met het Nederlandsere ‘stoom’?
Welke opties had ik dan? Alleen stoom was niet genoeg, want zo las ik: Het […] was net zo dicht als een laag watten.
Ik begon met Stoomiteit, maar dat leek op (het begaan van een) stommiteit. Stoomheid op met stomheid geslagen. Stoming dan? Maar die leek een r te zijn verloren in de stroming. Allemaal woorden die te veel lijken op bestaande woorden en die verwarring zaaien.
Er moest een woord komen dat nieuw en uniek was, een woord dat de lading dekt, het woordspel speelt én een het juiste beeld oproept.
Hoe lang kun je daar op broeden?
Lang. Heel lang.
Langer dan een vertaalmachine, die deze overwegingen helemaal niet maakt.
Het werd uiteindelijk stoomsel.
Met het ach­ter­voeg­sel -sel kun je van werk­woor­den zelf­stan­di­ge naam­woor­den maken die het re­sul­taat zijn van de door het grond­woord aan­ge­dui­de han­de­ling. Dus uit stomen komt stoomsel. Je moet wat.
Maar het werkte. Het dekte de lading en riep het juiste beeld op.
Vertalen kost tijd. Kostbare tijd, onbetaalbare tijd. Tijd heelt niet alleen wonden, maar geeft je ook de rust en ruimte om na te denken en het goede te doen.
Vertalen doe je nu eenmaal niet van de ene op de andere dag. De ene dag lukt het in een keer en de andere dag zit het tegen. Het is een proces.
Hoe lang blijf je dan vertalen? Tot je creativiteit op is, tot je deadline gehaald is.
Een vertaalmachine gaat maar door. Zijn creativiteit is kunstmatig, die raakt niet op. Die zal zich na een beslissing niet eens afvragen of die andere optie toch niet beter was.
Vertalen is een vak, een mensenvak.
Maar hoe lang blijf je dat als vertaler doen?
Misschien wel tot je tijd op is.

Ook een menselijke vertaler nodig? Kijk dan op op onze website.

Over de auteur

Miriam Bunnik editor